zondag 30 oktober 2022
om 19:00
avonddienst
Voorganger(s): Ds. J. Maasland Scheveningen
Organist: John de Pater
Aarlanderveen, Dorpskerk, zondag 30 oktober A.D. 2022
avonddienst
Voorganger: ds. Jan Maasland, Den Haag
Organist: John de Pater
Intochtslied: Psalm 46: 1 en 3
1 God is een toevlucht t’ allen tijde,
die ons uit nacht en dood bevrijdde.
Al zou de aarde ondergaan,
wij zien het zonder vrezen aan.
Al staat geen berg meer vast, al dreigen
de zeeën overhand te krijgen,
laat schuimend al hun golven slaan,
wij zien het zonder vrezen aan.
3 Kom en aanschouw des HEREN daden,
aanbid zijn toorn en zijn genade:
zijn toorn die ’t oorlogstuig verslindt,
zijn gunst waarin gij vrede vindt.
Hij spreekt: “Laat af, Ik ben de Here,
de Heilige die elk moet eren”.
Hij is met ons, Hij wendt ons lot.
Een vaste burcht is onze God.
Stil gebed
Bemoediging en Groet
Samenzang: Gezang 314: 1 en 3
1 Gij die gelooft, verheugt u samen,
’t is God, die trouw zijn kerk bewaart!
Die hoop zal nimmer ons beschamen:
de Heer is God en zijns is de–aard.
Zijn woord heeft vrede, heil bereid
van eeuwigheid tot eeuwigheid!
3 Nabij of ver, wij zijn verbonden:
één Heer en één geloof, één doop,
één Geest is tot ons neergezonden,
en één is aller liefd’ en hoop.
Wij bidden en wij danken saâm,
wij roemen in één Vadernaam.
Gebed om verlichting met de Heilige Geest
Schriftlezing: 2 Samuël 12, 1 – 25 (NBG)
1En de HERE zond Nathan tot David. Deze kwam bij hem en zei tot hem: Er waren in een stad twee mannen; de een was rijk en de ander arm. 2De rijke had zeer veel schapen en runderen; 3de arme had niets, behalve een klein ooilam dat hij had gekocht en opgekweekt. Het groeide bij hem op, samen met zijn kinderen; het at van zijn bete, dronk uit zijn beker en sliep in zijn schoot, het was hem als een dochter.
4Eens kreeg de rijke man bezoek; en hij kon er niet toe komen, een van zijn schapen of runderen te nemen en te bereiden voor de reiziger die bij hem was gekomen; dus nam hij het ooilam van de arme man en bereidde dat voor de man die bij hem gekomen was.
5Toen ontbrandde de toorn van David zeer tegen die man en hij zei tot Nathan: Zo waar de Here leeft: de man die dit gedaan heeft, is een kind des doods. 6En het ooilam, moet hij viervoudig vergoeden omdat hij dit gedaan heeft en geen medelijden had. 7Daarop sprak Nathan tot David: Gij zijt die man! Zo zegt de HERE, de God van Israël: Ik heb u gezalfd tot koning over Israël en u gered uit de macht van Saul. 8Ik heb u gegeven het huis van uw heer, en de vrouwen van uw heer in uw schoot. Ik heb u gegeven het huis van Israël en Juda. En indien dat te weinig geweest was, dan had Ik u nog wel meer gegeven. 9Waarom hebt gij het woord des HEREN veracht, en gedaan wat kwaad is in zijn ogen? De Hethiet Uria hebt gij door het zwaard verslagen; zijn vrouw hebt gij u tot vrouw genomen, hemzelf hebt gij door het zwaard der Ammonieten gedood. 10Nu dan, het zwaard zal van uw huis nimmermeer wijken, omdat gij Mij hebt veracht, en de vrouw van de Hethiet Uria genomen hebt, opdat zij u tot vrouw zou zijn. 11Zo zegt de HERE: Zie, Ik zal over u een kwaad doen komen, uit uw eigen huis; Ik zal uw vrouwen voor uw ogen weghalen en aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen op klaarlichte dag. 12Want gij hebt het wel in het verborgen gedaan, maar Ik zal dit doen in tegenwoordigheid van geheel Israël en in het volle licht. 13Toen sprak David tot Nathan: Ik heb tegen de HERE gezondigd. En Nathan zei tot David: De HERE heeft uw zonde vergeven: gij zult niet sterven, 14ofschoon gij door deze daad de vijanden des HEREN zeer hebt doen lasteren, de zoon echter, die u geboren is, zal sterven.
15Daarop ging Nathan naar zijn huis. En de HERE sloeg het kind, dat de vrouw van Uria aan David gebaard had, met een ziekte. 16Toen zocht David God ter wille van de jongen, hij vastte en telkens, als hij naar binnen gegaan was, bracht hij de nacht door, liggend op de grond. 17En de oudsten van zijn huis kwamen bij hem om hem van de grond te doen opstaan, maar hij wilde niet; ook at hij niet met hen.
18Op de zevende dag nu stierf het kind. En de dienaren van David durfden hem niet mee te delen, dat het kind dood was. Want zij zeiden: Zie, toen het kind nog in leven was, hebben wij tot hem gesproken en heeft hij naar ons niet geluisterd; hoe zouden wij dan tot hem kunnen zeggen: het kind is dood? Hij zou iets kwaads kunnen doen. 19Toen David zag, dat zijn dienaren onder elkaar fluisterden, begreep hij, dat het kind dood was. En David vroeg zijn dienaren: Is het kind dood? Zij zeiden: Het is dood. 20Toen stond David op van de grond, wies zich, zalfde zich en verwisselde zijn klederen; hij ging het huis des HEREN binnen en boog zich neder. Daarna ging hij naar zijn huis terug, en op zijn verzoek zetten zij hem brood voor en hij at. 21Toen zeiden zijn dienaren tot hem: Waarom hebt gij dit gedaan? Terwijl het kind nog leefde, hebt gij ter wille daarvan gevast en geweend, maar nu het kind gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten. 22En hij zei: Zolang het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend, omdat ik dacht: misschien is de HERE mij genadig, zodat het kind in leven blijft. 23Maar nu is het dood. Waarom zou ik dan vasten? Kan ik het nog doen terugkeren? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij keert tot mij niet terug.
24Daarna troostte David zijn vrouw Batseba; hij kwam tot haar en had gemeenschap met haar, zij baarde een zoon en hij noemde hem Salomo. De HERE nu had hem lief: 25Hij zond een boodschap door de profeet Nathan en noemde hem Jedidja, om des HEREN wil.
Samenzang: ‘Op Toonhoogte’ Lied 243
1 Heer, ik kom tot U.
Hoor naar mijn gebed.
Vergeef mijn zonden nu,
en reinig mijn hart.
2 Met uw liefde Heer,
kom mij tegemoet.
Nu ik mij tot U keer,
en maak alles goed.
3 Zie mij voor U staan,
zondig en onrein.
O Jezus, raak mij aan.
Van U wil ik zijn.
4 Jezus, op uw woord,
vestig ik mijn hoop.
U leeft en U verhoort
mijn bede tot U.
Verkondiging
Samenzang: Gezang 408
1 Nu laat ons God de Here
dankzeggen en Hem eren,
want goed zijn alle dingen
die wij van Hem ontvingen.
2 Want lijf en ziel en leven
heeft ons de Heer gegeven.
Hij zal ze ook bewaren
in allerlei gevaren.
3 Een arts is ons gegeven
die zelve is het leven:
Christus, voor ons gestorven,
heeft ons het heil verworven.
4 Hij heeft aan ons vergeven
de schuld en schenkt ons leven.
Bij U, o God, bezitten
wij schatten ongeweten.
5 Wij bidden U, Algoede:
Wil altijd ons behoeden;
de kleinen en de groten,
houd ze–in uw hart besloten.
6 Bewaar ons in uw waarheid,
geef ons op aarde vrijheid,
met alle mensen samen
uw rijk, Heer, te beamen.
Geloofsbelijdenis
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige,
Schepper van de hemel en de aarde.
En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Heer,
Die ontvangen is van de Heilige Geest;
geboren uit de maagd Maria.
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven,
nedergedaald in het rijk van de dood.
Ten derde dage wederom opgestaan van de doden,
opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand van God,
de almachtige Vader,
vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest.
Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk,
de gemeenschap der heiligen.
Vergeving der zonden,
wederopstanding van het lichaam
en een eeuwig leven.
Amen.
Samenzang: Gezang 303: 1 en 5
1 De ware kerk des Heren,
in Hem alleen gegrond,
geschapen Hem ter ere,
de bruid van zijn verbond,
dankt aan zijn dood het leven.
Hij is haar Bruidegom.
Want God, zo staat geschreven,
zag naar zijn dienstmaagd om.
5 Met God zijn wij verbonden,
met Vader, Zoon en Geest,
met alwie overwonnen,
alwie zijn trouw geweest.
Bewijs ons uw genade,
dan zingen wij bevrijd
de glorie van uw daden,
in tijd en eeuwigheid.
Dankgebed en voorbeden
Mededelingen en aankondiging van de collecten
Slotlied: ‘Op Toonhoogte’ Lied 149
1 Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader.
Er is geen schaduw van omkeer bij U.
Ben ik ontrouw, Gij blijft immer dezelfde,
die Gij steeds waart; dat bewijst Gij ook nu.
Groot is uw trouw o Heer, groot is uw trouw o Heer,
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.
2 Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden,
en uw nabijheid, die sterkt en die leidt;
kracht voor vandaag, blijde hoop voor de toekomst.
Gij geeft het leven tot in eeuwigheid.
Groot is uw trouw o Heer, groot is uw trouw o Heer,
iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer, aan mij betoond.
Wegzending en Zegen
Gemeente zingt Gezang 456: 3
3 Amen, amen, amen!
Dat wij niet beschamen
Jezus Christus onze Heer,
amen, God, uw naam ter eer!
|